maandag 25 maart 2013

Pak je een gratis dropje, krijg je de beveiliger op je dak.


Er hadden al alarmbellen moeten rinkelen toen de huidkleurige panty’s voor vijftig cent de deur uitgingen. Maar pas bij “ALLES MOET WEG!” in witte verfletters op het raam drong het tot me door. Drogisterij Takken stopte ermee.

Ik overdrijf niet als ik zeg dat deze laatste kleine drogist annex postkantoor een baken in mijn bestaan vormde. Ik kwam er elke dag. Voor een frisse neus, kauwgom of een aangetekende brief op werkdagen. En op woensdagmiddag was ‘de dropjeswinkel’ een prima lokmiddel om mijn kinderen van meer dan 5 minuten buitenlucht te voorzien. De nog jonge eigenaar straalde iets uit waar ik rustig van werd. Misschien omdat hij altijd de krant las of meditatief staarde naar een rij Just for Men haarkleuring verpakkingen.

 “Ook ééntje voor je grote broer pakken hè?” zei hij steevast. Zonder ooit uitgebreid te vragen wat Ties nou had, zag hij in dat naar tumtummetjes graaien in ouderwetse snoeppotten een onhaalbaar streven was. 
"Ha, zoiets dacht ik al," lachte hij bij mijn aankoop van een pot zwangerschapsvitaminen. En toen ik voor het eerst met kleuter in rolstoel, peuter op fietsje en pasgeboren baby in buikdrager binnenkwam, grapte hij dat ik best een vlag in de vitrine mocht planten.

Maar  nu is de dichtstbijzijnde drogist de Etos in het winkelcentrum. Ik wil helemaal niet naar de Etos. Pak je een gratis dropje, krijg je de beveiliger op je dak. En aan de kassa vragen ze opdringerig of je alles hebt gevonden wat je zocht. Dat hoefde drogist Takken nooit te weten. Kon hem het schelen, ik kwam toch de volgende dag wel terug. 

Het  “ALLES MOET WEG” op het raam bij Takken lijkt ook op de rest van mijn leven te slaan. In een paar maanden tijd stopten Ties z'n PGB'er, zijn vaste buschauffeur en zijn trouwe ergotherpeute met werken. Ook de oppassen die bijna 10 jaar liefdevol de scepter zwaaiden over onze kinderen en wasmanden: weg. Bruut omgeruild voor buitenschoolse opvang nu Loes (4) naar school gaat. Het huis is leeg en stil. Wat z’n voordelen heeft als freelance tekstschrijver – maar toch.

Opeens is niets meer als vanouds. Dus doe ik wat ieder weldenkend mens doet als het leven even niet meer voorspelbaar lijkt. Ik trek een Tarotkaart. 
“Ook dat nog”, denk ik als ik ‘De Dood’ in de ogen kijk. Maar het blijkt juist de mooiste kaart van het pak. Betekent nieuw begin. 

maandag 18 maart 2013

Wat alle succesvolle mensen met een beperking gemeen hebben.






“Rijk heeft een doelpunt gemaakt!”, sms’t Remco vanaf het voetbalveld.
“Je andere zoon ligt met Hello Kitty zwemvleugeltjes om zijn benen in bad!” sms ik terug.
Ties kijkt me ondertussen bozig aan met zijn hoofd in een guillotine-achtige zwemkraag die ik op proef heb besteld. De zwemvleugeltjes zijn ter comfort. Het is een experiment. Het zoveelste.

Sinds ik me kan herinneren loop ik aan mijn spastische zoon te schudden (voor de rompbalans), te trekken (voor de soepelheid), hengels met koekjes voor te houden (om te leren kruipen), van zelfgemaakte wigkussens te duwen (om te leren rollen) of op het skateboard van zijn grote neef te binden (ik ben vergeten waarom dat was).

Kilometers hebben we afgelegd, van osteopaat via cranio sacraal therapeut naar Chinese medicijnman. En het hele rondje nog een keer. De resultaten waren spectaculair.
“Vind je ook niet dat hij íetsje beter naar rechts kijkt?”
“Nou!”
“Hij houdt z’n knuistjes veel meer open hè?”
“Ja, dat was de reis naar Dortmund waard hoor. Echt!”

Een vriend in rolstoel vertelde mij ooit zijn kant van het verhaal. Hoe ook hij door zijn moeder de halve wereld over werd gesleept. En hoe hij zich bij elke alternatieve hand boven z’n hoofd afvroeg waarom hij eigenlijk 'beter' moest worden. Alsof hij niet goed genoeg was. 

“Je bent goed zoals je bent,” zei ik in het vervolg tegen Ties. “Maar het kan altijd beter dus probeer deze ligfiets met meeverende zijwieltjes even uit.”

Ga eens fijn bij de psycholoog accepteren dat je kind gehandicapt is, zou een objectieve buitenstaander zeggen. Maar wat is accepteren? En wanneer gaat acceptatie over in ‘stoppen met je best doen’? Of erger: ‘opgeven’?

Alle kinderen met een beperking die als volwassene een succesvol, zelfstandig leven leiden, hebben één ding gemeen. Ouders die stokstijf weigerden de handicap van hun kind te erkennen. Niet gehinderd door enig wetenschappelijk bewijs blijf ik daarom koppig geloven dat Ties alles kan bereiken. Al moet ik hem nog op 1000 skateboards van kussens afduwen om zover te komen. 

Inmiddels zit Ties weer aangekleed in zijn rolstoel na ons mislukte badavontuur. Z’n zusje dramt dat ze ook zo gek wil drijven.
Met de aangepaste zwemkraag om haar nek en de Hello Kitty vleugeltjes om haar benen ligt ze even later te dobberen. Intens gelukkig. Want als je moeder op je experimenteert, dan weet je pas dat ze echt van je houdt.

zondag 10 maart 2013

Wat als hij met z'n kop in de Oost-Indische inkt valt?


Ties van der Velde, zonder titel - januari 2013.

“Doet Ties nooit iets zonder jou? Nooit?”
Volgens de vrouw die ons sinds kort coacht moet mijn zwaar spastische, 11-jarige, niet-sprekende zoon ook met gewone kinderen spelen. Zonder dat z’n moeder aan de rolstoelrem hangt.

De harde waarheid is dat gewone kinderen niets kunnen met Ties. En Ties niets met gewone kinderen. Dus drop ik hem al een paar jaar bij een ‘zaterdagopvang’ club met gelijkgestemden. Lees: kinderen die óók niets kunnen. Het meubilair is van plastic in de kleuren blauw, rood of geel. Als er tv wordt gekeken, dan Bassie en Adriaan. En het stinkt er naar poep. De leidsters zijn lief maar gaan nog te vaak uit van een lichamelijke én geestelijke beperking. Wat ik ze niet kwalijk neem want Ties gedraagt zich daar van de weeromstuit ook naar. 

Maar ja, wat moeten we dan? Ik kan hem moeilijk spartelend op een judomat achterlaten. Of op de middenstip van een voetbalveld. En op een kinderfeestje bij de buren zien ze me ook al aankomen. “Joehoe, hij moet gevoerd worden, maait alles omver en is niet zindelijk. Doei!”

“Wil je op rolstoelhockey?” vraag ik Ties. Hij knikt van nee.
“Wil je op zwemles?” Hij kijkt me aan of ik gek ben.
Dan krijg ik een ingeving. Met een beetje hulp maakt Ties abstracte schilderijen die aan de muren van het Cobra museum niet zouden misstaan. Soms pakken ongecontroleerde armbewegingen gunstig uit. 
“Wil je op tekenles?”
“JA!!!” gilt hij. Het enige woord dat hij duidelijk kan zeggen.
Ik meld hem aan bij Tanja’s Tekenatelier, waar ik al jaren regelmatig verliefd binnen gluur. Met het oog op mijn jongsten natuurlijk. Niet voor Ties.
 

Al de eerste les heb ik door dat juf Tanja niet snel onder de indruk is. Ook de andere kinderen kijken niet op of om. Eentje zet de verfpot overeind die Ties ommept. Een ander drukt de kwast weer provisorisch in zijn hand. Ondertussen ritselt Tanja allerlei attributen die Ties zelf zou kunnen vasthouden. Een zwabber? Een rietje? Wacht: een radiator borstel! Speciaal bij de Blokker gehaald!

Als ik stijf van iets teveel cafeïne en gepieker in de categorie ‘Wat als hij met zijn kop in de Oost-Indische inkt valt???’ terugkom, ligt er een onwaarschijnlijk mooi zwabber kunstwerk te drogen.
De kinderen doen een wedstrijdje. “Drie tegen twee,” roept een jongen, “Ties hoort bij óns!” 

Ties lacht zoals ik hem op de zaterdagclub nog nooit heb horen lachen.